wegsterven

Dutch

Etymology

From weg + sterven.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈʋɛxˌstɛrvə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: weg‧ster‧ven

Verb

wegsterven

  1. (ergative) to slowly die
  2. (ergative, of sound) to gradually fade out

Inflection

Inflection of wegsterven (strong class 3+7, separable)
infinitive wegsterven
past singular stierf weg
past participle weggestorven
infinitive wegsterven
gerund wegsterven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular sterf wegstierf wegwegsterfwegstierf
2nd person sing. (jij) sterft wegstierf wegwegsterftwegstierf
2nd person sing. (u) sterft wegstierf wegwegsterftwegstierf
2nd person sing. (gij) sterft wegstierft wegwegsterftwegstierft
3rd person singular sterft wegstierf wegwegsterftwegstierf
plural sterven wegstierven wegwegstervenwegstierven
subjunctive sing.1 sterve wegstierve wegwegstervewegstierve
subjunctive plur.1 sterven wegstierven wegwegstervenwegstierven
imperative sing. sterf weg
imperative plur.1 sterft weg
participles wegstervendweggestorven
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.