deugdzaam

Dutch

Etymology

From Middle Dutch dogetsaem. Equivalent to deugd + -zaam.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdøːxt.saːm/
  • (file)
  • Hyphenation: deugd‧zaam

Adjective

deugdzaam (comparative deugdzamer, superlative deugdzaamst)

  1. decent, virtuous

Inflection

Inflection of deugdzaam
uninflected deugdzaam
inflected deugdzame
comparative deugdzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial deugdzaamdeugdzamerhet deugdzaamst
het deugdzaamste
indefinite m./f. sing. deugdzamedeugdzameredeugdzaamste
n. sing. deugdzaamdeugdzamerdeugdzaamste
plural deugdzamedeugdzameredeugdzaamste
definite deugdzamedeugdzameredeugdzaamste
partitive deugdzaamsdeugdzamers

Derived terms

  • deugdzaamheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.