verlezen

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈleː.zə(n)/, /vɛrˈleː.zə(n)/
  • Hyphenation: ver‧le‧zen
  • Rhymes: -eːzən

Etymology 1

From Middle Dutch verlēsen. Equivalent to ver- + lezen (to read).

Verb

verlezen

  1. (reflexive) to misread
    Hij heeft zich verlezen in de instructies en daardoor de verkeerde afslag genomen.
    He misread the instructions and took the wrong exit as a result.
    Ik heb me een paar keer verlezen in de tekst.
    I misread the text a few times.
    Ze had zich verlezen in het nummer en begon op het verkeerde moment te zingen.
    She misread the song and started singing at the wrong moment.
  2. (transitive) to spend or waste by reading (i.e. time)
  3. (transitive, increasingly rare) to separate (the good items from the bad ones), to pick, to select
Inflection
Inflection of verlezen (strong class 5, prefixed)
infinitive verlezen
past singular verlas
past participle verlezen
infinitive verlezen
gerund verlezen n
present tense past tense
1st person singular verleesverlas
2nd person sing. (jij) verleestverlas
2nd person sing. (u) verleestverlas
2nd person sing. (gij) verleestverlaast
3rd person singular verleestverlas
plural verlezenverlazen
subjunctive sing.1 verlezeverlaze
subjunctive plur.1 verlezenverlazen
imperative sing. verlees
imperative plur.1 verleest
participles verlezendverlezen
1) Archaic.

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Participle

verlezen

  1. past participle of verlezen
Inflection
Inflection of verlezen
uninflected verlezen
inflected verlezen
positive
predicative/adverbial verlezen
indefinite m./f. sing. verlezen
n. sing. verlezen
plural verlezen
definite verlezen
partitive verlezens
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.