nauwgezet

Dutch

Etymology

Univerbation of nauw + gezet.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌnɑu̯.ɣəˈzɛt/
  • (file)
  • Hyphenation: nauw‧ge‧zet
  • Rhymes: -ɛt

Adjective

nauwgezet (comparative nauwgezetter, superlative nauwgezetst)

  1. precise, meticulous
  2. conscientious
  3. (obsolete) narrow-minded

Inflection

Inflection of nauwgezet
uninflected nauwgezet
inflected nauwgezette
comparative nauwgezetter
positive comparative superlative
predicative/adverbial nauwgezetnauwgezetterhet nauwgezetst
het nauwgezetste
indefinite m./f. sing. nauwgezettenauwgezetterenauwgezetste
n. sing. nauwgezetnauwgezetternauwgezetste
plural nauwgezettenauwgezetterenauwgezetste
definite nauwgezettenauwgezetterenauwgezetste
partitive nauwgezetsnauwgezetters

Derived terms

  • nauwgezetheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.