eenvormig

Dutch

Etymology

From Middle Dutch êenvormich. Equivalent to een + vorm + -ig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌeːnˈvɔr.məx/
  • (file)
  • Hyphenation: een‧vor‧mig

Adjective

eenvormig (comparative eenvormiger, superlative eenvormigst)

  1. uniform

Inflection

Inflection of eenvormig
uninflected eenvormig
inflected eenvormige
comparative eenvormiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial eenvormigeenvormigerhet eenvormigst
het eenvormigste
indefinite m./f. sing. eenvormigeeenvormigereeenvormigste
n. sing. eenvormigeenvormigereenvormigste
plural eenvormigeeenvormigereeenvormigste
definite eenvormigeeenvormigereeenvormigste
partitive eenvormigseenvormigers

Derived terms

  • eenvormigheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.