Schagen

Borrowed from Dutch Schagen.

Schagen

1. A municipality of the region of West Friesland, North Holland, Netherlands.

• Skage (West Frisian)

First attested as scagha at the end of the 11th century. Derived from the dative plural form of Old Dutch scaga (“copse, thicket”).

• IPA^(key): /ˈsxaː.ɣə(n)/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: Scha‧gen
• Rhymes: -aːɣən

Schagen n

1. A city and municipality of North Holland, Netherlands.

   Synonym: Sjikago (historical, nickname)

   Meronyms: Abbestede, Bliekenbos, Burgerbrug, Burgervlotbrug, Callantsoog, De Stolpen, Dijkstaal, Dirkshorn, Eenigenburg, Groenveld, Groote Keeten, Grootven, Grotewal, Het Korfwater, Huiskebuurt, Kalverdijk, Keinse, Keinsmerbrug, Kerkbuurt, Krabbendam, Lagedijk, Leihoek, Mennonietenbuurt, Nes, Oudesluis, Petten, Schagerbrug, Schagerwaard, Schoorldam, Sint Maarten, Sint Maartensbrug, Sint Maartensvlotbrug, Sint Maartenszee, Slootgaard, Stolpervlotbrug, Stroet, 't Buurtje, Tjallewal, Tolke, 't Rijpje, Tuitjenhorn, 't Wad, 't Zand, Valkkoog, Waarland, Warmenhuizen, Woudmeer, Zijbelhuizen, Zijpersluis

• Schagenaar
• Schager
• Schagerbrug
• Schagermeer
• Schagerwaard

• van Berkel, Gerard, Samplonius, Kees (2018) “schagen”, in Nederlandse plaatsnamen verklaard‎ (in Dutch), Mijnbestseller.nl, →ISBN